PropertyValue
rdfs:label
  • Voldemorts Wedergeboorte
  • Voldemorts Wedergeboorte
rdfs:comment
  • Toen Harry en Carlo waren meegevoerd, door de Toverschool Troffee, die een Viavia bleek te zijn, kwam er iemand op hen af. De gestalte was klein en droeg een mantel, met de kap over zijn hoofd. Harry herkende de man niet. De man droeg een bundeltje. Hij bleef tegenover de jongens staan en Harry voelde een pijn in zijn litteken zoals hij nog nooit gevoeld had. Een kille stem zei plotseling ‘Dood die ander', en de man pakte zijn toverstok en vermoordde Carlo met de Avada Kedavra-spreuk. Wormstaart sprak haperend verder: “Bloed van de gehate, met geweld geroofd, laat uw vijand herrijzen.”
  • Toen Harry en Carlo waren meegevoerd, door de Toverschool Troffee, die een Viavia bleek te zijn, kwam er iemand op hen af. De gestalte was klein en droeg een mantel, met de kap over zijn hoofd. Harry herkende de man niet. De man droeg een bundeltje. Hij bleef tegenover de jongens staan en Harry voelde een pijn in zijn litteken zoals hij nog nooit gevoeld had. Een kille stem zei plotseling ‘Dood die ander', en de man pakte zijn toverstok en vermoordde Carlo met de Avada Kedavra-spreuk. Wormstaart sprak haperend verder: “Bloed van de gehate, met geweld geroofd, laat uw vijand herrijzen.”
dcterms:subject
dbkwik:nl.harry-potter/property/wikiPageUsesTemplate
dbkwik:nl.harrypotter/property/wikiPageUsesTemplate
abstract
  • Toen Harry en Carlo waren meegevoerd, door de Toverschool Troffee, die een Viavia bleek te zijn, kwam er iemand op hen af. De gestalte was klein en droeg een mantel, met de kap over zijn hoofd. Harry herkende de man niet. De man droeg een bundeltje. Hij bleef tegenover de jongens staan en Harry voelde een pijn in zijn litteken zoals hij nog nooit gevoeld had. Een kille stem zei plotseling ‘Dood die ander', en de man pakte zijn toverstok en vermoordde Carlo met de Avada Kedavra-spreuk. De man legde het bundeltje dat hij droeg op de grond en sleepte Harry mee naar een grafsteen; de grafsteen van Marten Vilijn Sr. Hij bond Harry stevig aan de steen vast en Harry zag dat de man Wormstaart was. Wormstaart propte een stukje zwarte stof in Harry’s mond en liep toen weg zonder iets te zeggen. Harry kon alleen zien wat er recht voor hem was. Carlo’s lichaam lag op zes meter afstand. Iets verderop fonkelde de Toverschool Trofee in het licht van de sterren. Harry’s toverstok lag op de grond en het bundeltje gewaden dat Harry eerst voor een baby had aangezien, lag vlak bij hem, aan de voet van het graf. Het bewoog kribbig en Harry wilde niet weten wat erin zat, want hij kreeg weer een pijnscheut door zijn litteken. Een reusachtige slang cirkelde om de grafsteen. Wormstaart kwam terug met de grootste ketel die Harry ooit gezien had. Hij zette hem voor de grafsteen en maakte er met zijn toverstok vuur onder. De vloeistof in de ketel begon al gauw te borrelen en vonken te spatten. Er rezen dikke stoomwolken uit op. Harry hoofde de hoge stem weer: “Haast je!” Wormstaart antwoordde dat het gereed was. Het hele oppervlak van de vloeistof glinsterde nu van de vonken als of er een dikke laag diamanten op dreef. Wormstaart liep naar het bundeltje en maakte het open. Het was alsof hij een steen had omgekeerd en iets afzichtelijks had onthuld, iets slijmerigs en blinds – maar dan erger, honderd keer erger. Het ding dat Wormstaart had gedragen, had de vorm van een mismaakt kind, maar er was niets wat minder op een kind leek. Het was haarloos en schubachtig met een donkere, rauwe, roodachtige kleur. De armpjes en beentjes waren dun en zwak en het gezicht – geen kind had ooit zo’n gezicht gehad. Het was plat en slangachtig met vurige rode ogen. Het stak zijn armpjes uit en sloeg die om Wormstaarts nek. Die tilde het met walging op zijn gezicht naar de ketel en liet wezen er toen in zakken; sissend zonk het in de vloeistof en Harry hoorde het broze lichaam met een zachte plof op de bodem komen. Wormstaart begon te spreken, met zijn toverstok opgeheven: “Bot van de vader, onwetend geschonken, hernieuw uw zoon!” De aarde onder het graf waar Harry aan vastgebonden zat, spleet open. Een dun stroompje stof rees op uit het graf en viel zachtjes ruisend in de ketel. Het flonkerende wateroppervlak bruiste en siste; vonken schoten alle kanten op en de vloeistof werd fel, giftig blauw. Wormstaart haalde een lange, dunne, glanzende zilveren dolk uit zijn gewaad en zei hortend, met doodsbange snikken: “Vlees van de dienaar bereidwillig gegeven, laat uw meester herleven!” Hij strekte zijn rechterhand uit – de hand met de ontbrekende vinger. Met zijn linkerhand greep hij de dolk stevig vast en zwaaide hem omhoog. Wormstaart gilde het uit toen hij zijn hand eraf hakte. Hij gooide de hand in de ketel en het mengsel werd vurig rood. Wormstaart sprak haperend verder: “Bloed van de gehate, met geweld geroofd, laat uw vijand herrijzen.” Harry kon niks doen. Hij voelde de dolk van Wormstaart in de binnenkant van zijn rechter elleboog snijden. Wormstaart ving het druppelende bloed op in een klein glazen flesje en goot het vervolgens in de ketel. Onmiddellijk werd de vloeistof fel, oogverblindend wit. Wormstaart viel neer op zijn knieën. De ketel borrelde en knetterende vonken schoten alle kanten op, zo oogverblindend fel dat alles eromheen in een fluweelachtige zwarte duisternis veranderde. Plotseling doofde de opspattende vonken uit. Vervolgens kolkte er een dichte witte damp uit de ketel. Uit de ketel rees het silhouet van een lange, broodmagere man op. Wormstaart trok op commando van zijn meester met zijn overgebleven hand een gewaad over hem heen. De man stapte uit de ketel en keek Harry aan. Witter dan een schedel, met grote, felrode ogen en een neus die zo plat was als die van een slang, met dunne spleten in plaats van neusgaten. Heer Voldemort was herrezen. Nadat hij zijn lichaam had bestudeerd, pakte hij zijn toverstok, die hij liefkozend streelde. Toen pakte hij Wormstaarts linkerarm en zette een vinger op de vuurrode tatoeage van het Duistere Teken. Het teken was nu inktzwart geworden.
  • Toen Harry en Carlo waren meegevoerd, door de Toverschool Troffee, die een Viavia bleek te zijn, kwam er iemand op hen af. De gestalte was klein en droeg een mantel, met de kap over zijn hoofd. Harry herkende de man niet. De man droeg een bundeltje. Hij bleef tegenover de jongens staan en Harry voelde een pijn in zijn litteken zoals hij nog nooit gevoeld had. Een kille stem zei plotseling ‘Dood die ander', en de man pakte zijn toverstok en vermoordde Carlo met de Avada Kedavra-spreuk. De man legde het bundeltje dat hij droeg op de grond en sleepte Harry mee naar een grafsteen; de grafsteen van Marten Vilijn Sr. Hij bond Harry stevig aan de steen vast en Harry zag dat de man Wormstaart was. Wormstaart propte een stukje zwarte stof in Harry’s mond en liep toen weg zonder iets te zeggen. Harry kon alleen zien wat er recht voor hem was. Carlo’s lichaam lag op zes meter afstand. Iets verderop fonkelde de Toverschool Trofee in het licht van de sterren. Harry’s toverstok lag op de grond en het bundeltje gewaden dat Harry eerst voor een baby had aangezien, lag vlak bij hem, aan de voet van het graf. Het bewoog kribbig en Harry wilde niet weten wat erin zat, want hij kreeg weer een pijnscheut door zijn litteken. Een reusachtige slang cirkelde om de grafsteen. Wormstaart kwam terug met de grootste ketel die Harry ooit gezien had. Hij zette hem voor de grafsteen en maakte er met zijn toverstok vuur onder. De vloeistof in de ketel begon al gauw te borrelen en vonken te spatten. Er rezen dikke stoomwolken uit op. Harry hoofde de hoge stem weer: “Haast je!” Wormstaart antwoordde dat het gereed was. Het hele oppervlak van de vloeistof glinsterde nu van de vonken als of er een dikke laag diamanten op dreef. Wormstaart liep naar het bundeltje en maakte het open. Het was alsof hij een steen had omgekeerd en iets afzichtelijks had onthuld, iets slijmerigs en blinds – maar dan erger, honderd keer erger. Het ding dat Wormstaart had gedragen, had de vorm van een mismaakt kind, maar er was niets wat minder op een kind leek. Het was haarloos en schubachtig met een donkere, rauwe, roodachtige kleur. De armpjes en beentjes waren dun en zwak en het gezicht – geen kind had ooit zo’n gezicht gehad. Het was plat en slangachtig met vurige rode ogen. Het stak zijn armpjes uit en sloeg die om Wormstaarts nek. Die tilde het met walging op zijn gezicht naar de ketel en liet wezen er toen in zakken; sissend zonk het in de vloeistof en Harry hoorde het broze lichaam met een zachte plof op de bodem komen. Wormstaart begon te spreken, met zijn toverstok opgeheven: “Bot van de vader, onwetend geschonken, hernieuw uw zoon!” De aarde onder het graf waar Harry aan vastgebonden zat, spleet open. Een dun stroompje stof rees op uit het graf en viel zachtjes ruisend in de ketel. Het flonkerende wateroppervlak bruiste en siste; vonken schoten alle kanten op en de vloeistof werd fel, giftig blauw. Wormstaart haalde een lange, dunne, glanzende zilveren dolk uit zijn gewaad en zei hortend, met doodsbange snikken: “Vlees van de dienaar bereidwillig gegeven, laat uw meester herleven!” Hij strekte zijn rechterhand uit – de hand met de ontbrekende vinger. Met zijn linkerhand greep hij de dolk stevig vast en zwaaide hem omhoog. Wormstaart gilde het uit toen hij zijn hand eraf hakte. Hij gooide de hand in de ketel en het mengsel werd vurig rood. Wormstaart sprak haperend verder: “Bloed van de gehate, met geweld geroofd, laat uw vijand herrijzen.” Harry kon niks doen. Hij voelde de dolk van Wormstaart in de binnenkant van zijn rechter elleboog snijden. Wormstaart ving het druppelende bloed op in een klein glazen flesje en goot het vervolgens in de ketel. Onmiddellijk werd de vloeistof fel, oogverblindend wit. Wormstaart viel neer op zijn knieën. De ketel borrelde en knetterende vonken schoten alle kanten op, zo oogverblindend fel dat alles eromheen in een fluweelachtige zwarte duisternis veranderde. Plotseling doofde de opspattende vonken uit. Vervolgens kolkte er een dichte witte damp uit de ketel. Uit de ketel rees het silhouet van een lange, broodmagere man op. Wormstaart trok op commando van zijn meester met zijn overgebleven hand een gewaad over hem heen. De man stapte uit de ketel en keek Harry aan. Witter dan een schedel, met grote, felrode ogen en een neus die zo plat was als die van een slang, met dunne spleten in plaats van neusgaten. Heer Voldemort was herrezen. Nadat hij zijn lichaam had bestudeerd, pakte hij zijn toverstok, die hij liefkozend streelde. Toen pakte hij Wormstaarts linkerarm en zette een vinger op de vuurrode tatoeage van het Duistere Teken. Het teken was nu inktzwart geworden.